De NKSR heeft een schriftelijke bijdrage geleverd aan de verkenning van de Onderwijsraad over de vrijheid van onderwijs (art. 23). De Onderwijsraad adviseert de regering over de hoofdlijnen van beleid en wetgeving op het gebied van het onderwijs. De tekst van de bijdrage is hieronder opgenomen.
“Utrecht, 6 september 2019
Geachte leden van de Onderwijsraad,
De Nederlandse Katholieke Schoolraad[i] (NKSR) neemt uw uitnodiging graag aan om mee te denken over de verkenning van de vrijheid van onderwijs (Art. 23 GW).
Wij hebben onze bijdrage hieronder gestructureerd naar de drie vragen die u hebt gesteld.
Vraag 1: Hoe kijkt u aan tegen de relatie tussen vrijheid van onderwijs en onderwijskwaliteit? Is de onderwijskwaliteit gebaat bij meer vrijheid voor scholen/schoolbesturen? Of is juist meer overheidsinvloed nodig? En zo ja, op welke onderdelen?
De vrijheid van onderwijs draagt bij aan de goede kwaliteit van onze Nederlandse scholen. De vele rapportages van de inspectie van het onderwijs getuigen hiervan[ii]. De katholieke scholen vormen hierop geen uitzondering. Integendeel! Zij hebben hun kwaliteit steevast op orde, zo luidt ook het oordeel van de onderwijsinspectie.
Een belangrijke drijfveer voor het keurig op orde hebben en houden van de kwaliteit van het onderwijs is gelegen in het zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen. Niet de ‘Haagse politiek’ of de inspectie is verantwoordelijk voor de kwaliteit, maar de scholen zelf. Daar waar de verantwoordelijkheid het best kan worden vormgegeven, hebben we in Nederland ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheid gelegd. Bij de schoolbesturen en hun scholen. In het geval dat een school onverhoopt toch een aanwijzing of waarschuwing van de inspectie ontvangt, is zij ook zelf verantwoordelijk voor een verbeterplan en een specifiekere of stringentere toepassing van de cyclus van kwaliteitszorg.
De vraag die thans onderliggend bij ons onderwijsbestel wordt gesteld is of het onderwijs van de politiek in casu het landelijk openbaar bestuur of van de samenleving is. Het antwoord van de NKSR in dezen is eenduidig: het onderwijs is a priori een zaak van de samenleving zelf.
Voor de opvoeding van hun kinderen zijn in de eerste plaats de ouders verantwoordelijk. Naar onze overtuiging heeft de gemeenschap de opdracht hen daarbij te helpen. In bredere kring wordt graag het gezegde “It takes a village to raise a child” gebezigd. Opvoeden doe je samen. Als kind ontwikkel je je van individu tot persoon. Je bent betrokken op anderen. Je hebt zorg voor elkaar en als gemeenschap deel je samen verantwoordelijkheid.
Hiertoe moeten ouders wel de vrijheid van keuze hebben om de vorming en opleiding van hun kinderen in vertrouwen in andermans handen te leggen. Onze samenleving is immers niet een onbestemde eenheidsworst met slechts één opvatting, opvoeding en levensstijl, maar heeft zich juist door de eeuwen heen ontwikkeld tot een prachtig geschakeerd kleurenpallet. Juist in die gemeenschap en dat pallet passen ook couleur locale, keuzevrijheid en diversiteit.
In Nederland gaan ouders zelf over de stichting, richting en inrichting van scholen:
- stichting: ouders zijn vrij een school op te richten,
- richting: ouders zijn vrij de levensbeschouwelijke, onderwijskundige of religieuze richting van de school te bepalen,
- inrichting: ouders zijn vrij om leerstof, pedagogiek en didactiek te bepalen.
Om dit mogelijk te maken en daarenboven te waarborgen heeft het landelijk openbaar bestuur naar onze mening de opdracht om die keuzevrijheid, de vrijheid van onderwijs en de diversiteit te beschermen en te verdedigen.[iii]
Doorheen de jaren hebben we de mooie consensus ontwikkeld, dat het landelijk openbaar bestuur de eindtermen vaststelt waaraan het onderwijs moet voldoen en het door de inspectie van het onderwijs toeziet op de kwaliteit ervan. Dit geldt evenzo voor bijvoorbeeld de eisen van deugdelijkheid. Het landelijk openbaar bestuur bepaalt het ‘wat’ en de scholen bepalen zogezegd zelf het ‘hoe’.
Daarmee is tevens antwoord gegeven op de deelvraag, of de onderwijskwaliteit gebaat is bij meer vrijheid voor schoolbesturen en scholen. In de ogen van de NKSR vaart ons Nederlands onderwijs en zijn hoge kwaliteit wel bij een zo groot mogelijke vrijheid voor het verzorgen van onderwijs en de wijze waarop dat gebeurt.
In het geval dat schoolbesturen en scholen zich moedwillig niet houden aan wet- en regelgeving mag de samenleving verwachten dat het landelijk openbaar bestuur daadkrachtig optreedt en deze schoolbesturen en scholen tot de orde roept. Niet door het inperken van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van schoolbesturen en scholen, maar door enerzijds actief toezicht uit te oefenen op de kwaliteit van het onderwijs en de eisen van deugdelijkheid via de inspectie van het onderwijs en door anderzijds het onderwijs te verplichten om volledig transparant te zijn over onder meer de kwaliteit van het pedagogisch klimaat op de scholen, de behaalde resultaten en de besteding van de middelen die het uit de openbare kas ontvangt.
Vraag 2: Leidt de vrijheid van onderwijs – overal in het land – tot een voldoende gevarieerd onderwijsaanbod? Wat betekent de vrijheid van onderwijs voor een gevarieerd aanbod als leerlingaantallen dalen? Hoe pakt een gevarieerd onderwijsaanbod volgens u uit voor sociale cohesie in de samenleving?
Het aantal leerlingen en daarmee het aantal scholen loopt door de demografische krimp terug. Als NKSR merken wij dat de schoolbesturen steeds meer samenwerking zoeken. Dat zien wij, omdat schoolbesturen en scholen die het predicaat ‘katholiek’ wensen te (blijven) voeren geacht worden hun statutenwijzigingen ter goedkeuring voor te leggen aan de NKSR. Het bewustzijn dat je de krachten moet bundelen, ook over de denominaties heen, is alom tegenwoordig. Om op schoolniveau toch eigenheid te kunnen bewaren ontstaan tegenwoordig veel samenwerkingsbesturen.
Onderwijs is in de eerste plaats een dienst aan de samenleving. Dat is het enige oogmerk van een school. Het gaat niet om behoud van bestuur, maar om behoud van onderwijsaanbod voor leerlingen.
Het is de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen en hun scholen zelf om voor een dekkend onderwijsaanbod zorg te dragen. Daar waar dat ondanks de constructieve inspanningen niet lukt, mag je van het landelijk openbaar bestuur verwachten dat het een helpende hand toesteekt. Niet om te sturen of te besturen, maar om hulpvaardig in overleg te treden met de betrokken scholen en te bepalen welke weg tot het behoud van onderwijs in zijn diversiteit de meest waardevolle is. Dit is bij uitstek een vorm van subsidiariteit, waarbij het landelijke openbaar bestuur niet op de stoel van de schoolbesturen gaat zitten, maar tijdelijk een helpende hand toesteekt en zich vervolgens weer respectvol terugtrekt op zijn constitutionele positie als het onderwijsaanbod toekomstbestendig is.
Verantwoordelijkheid en eigenaarschap gaan hand in hand. Het dragen van verantwoordelijkheid en het succesvol eigenaar kunnen zijn is niet alleen een essentieel ingrediënt van een besturingsfilosofie, maar ook een belangrijk pedagogisch leerdoel op zich. Leerlingen moeten immers leren dat vrijheid en verantwoordelijkheid bij elkaar horen. Dit hoort bij de vorming van de persoon en daarmee ook bij de vorming tot een zorgzame en democratische burger. School is voor veel zaken de veilige oefenplaats bij uitstek. Ook om met elkaar te leren dat je verantwoordelijk bent voor de ander, voor jezelf en voor de wereld waarin je leeft. Hoe vreemd zou het zijn, dat de plaats waar je dat leert slechts een afgeleide zou zijn van een elders gevestigd centraal gezag.
Vraag 3: Hoe verhoudt de vrijheid van onderwijs zich tot toegang op goed onderwijs voor alle kinderen? Hoe pakt de vrijheid van schoolbesturen om veel zelf te beslissen volgens u uit voor segregatie in het onderwijs?
Van oudsher staan katholieke scholen wereldwijd open voor alle leerlingen. Iedereen is welkom en ieder kind is gewenst. Anno 2019 is dat in Nederland niet anders. Katholieke scholen verzorgen geen onderwijs voor katholieken, maar omdat zij katholiek zijn. Wij doen dat vanuit een eigen beeld van de mens, van de maatschappij en van God. Het is Christus die ons heeft verlost en ons vrij heeft gemaakt. Dat is ook de opdracht van het onderwijs. We vormen leerlingen tot goede mensen, die goed handelen, die aandacht hebben voor anderen, met een bijzonder oog voor de zwakkeren. Leerlingen opvoeden, onderwijzen en begeleiden naar zelfstandigheid, opdat zij als onafhankelijke en vrije mensen zelf hun boontjes kunnen doppen en in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Katholieke scholen verzorgen onderwijs voor de mens, voor iedere mens en voor de hele mens. Onderwijs voor hoofd, hart en handen. Zij laten zich daarbij leiden door de beginselen van menselijke waardigheid, het algemeen welzijn, door solidariteit, gerechtigheid en subsidiariteit.
Bijzondere scholen worden door tegenstanders van bijzondere scholen onterecht verantwoordelijk gehouden voor kansenongelijkheid en segregatie. De inspectie van het onderwijs heeft gelukkig het tegenovergestelde geconstateerd: “Algemeen bijzondere scholen dragen relatief veel bij aan segregatie langs sociaaleconomische lijnen. De confessionele scholen (rooms-katholiek en protestants-christelijk) lijken juist een relatief minder sterk effect op deze vorm van segregatie te hebben.”[iv]
Katholieke scholen verzorgen inclusief onderwijs. Iedereen is welkom. De dialoog tussen culturen en religies doet ertoe en wordt open gevoerd. De kwaliteit van het onderwijs is hoog en ouders en leerlingen zijn tevreden over het pedagogisch klimaat in de scholen. Katholieke scholen zijn er dus niet alleen voor katholieken. In de grote steden van ons land tellen katholieke scholen soms meer dan 80 tot 95% niet- of andersgelovige leerlingen. Het beeld dat in dezen door de voorstanders van uitsluitend openbaar onderwijs wordt opgeroepen is volledig onjuist.
De maatschappelijke opdracht voor katholieke scholen is vanuit onze eeuwenlange traditie helder en wordt serieus genomen. De wens van enkelen om religie uit het publieke domein te verbannen, de laïcité te verheerlijken en daarmee de vrijheid en eigenheid van de mens te ontkennen, leiden slechts tot een bestuurlijk laagje vernis dat al craqueleert vooraleer het is aangebracht. Een goed voorbeeld van hoe het in dezen niet moet is Frankrijk.
Het ontstaan van de vrijheid van onderwijs in het Nederland van 1917 toont en leert ons dat het juist gaat om samen verantwoordelijkheid te nemen. Samen te opteren voor het hogere doel. Samen te werken aan samen leven. Juist het vormen en opvoeden van jonge mensen vanuit je eigen levensovertuiging draagt bij aan een veelkleurige en vreedzame samenleving, waar ruimte is voor allen en waar iedereen gewenst is.
Graag zijn wij bereid om onze bijdrage te voorzien van een mondelinge toelichting.
Met een hartelijke groet,
Diaken drs. Titus G.W. Frankemölle
voorzitter NKSR
+Mgr. dr. Jan H.M. Hendriks
bisschopreferent katholiek onderwijs
[i] De Nederlandse Katholieke Schoolraad is de koepelorganisatie van de katholieke scholen en instellingen voor (S)PO, (S)VO, MBO en HBO in Nederland. In internationaal verband is de NKSR de vertegenwoordiger van het katholiek onderwijs in Nederland binnen, onder meer, het Europees Comité voor het Katholiek Onderwijs (CEEC) en het Office International Enseignement Catholique (OIEC). De lidorganisaties zijn: AOb/Sint Bonaventura • CNV Onderwijs • KVSC • Nederlandse Bisschoppenconferentie • Vereniging Docenten Levensbeschouwing Godsdienst • Verus, vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs • Vereniging Katholieke Lerarenopleidingen.
[ii] https://www.onderwijsinspectie.nl/zoek-scholen Geraadpleegd op 6 september 2019
[iii] Cf. Gravissimum educationis, Verklaring over de christelijke opvoeding, 1965, 6
[iv] https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten/2018/04/11/rapport-de-staat-van-het-onderwijs bladzijde 29 – Geraadpleegd op 6 september 2019″