Katholiek onderwijs is bijzonder geschikt voor burgerschapsvorming. Dat was de conclusie van de sprekers op de studiedag die de Nederlandse Katholieke Schoolraad (NKSR) op woensdag 18 september 2018 organiseerde. De bijeenkomst vond plaats in het Sint Janslyceum in ’s-Hertogenbosch. Jan-Willem Wits fungeerde als dagvoorzitter.
Burgerschapvorming volgens de Kerk
Mgr. dr. Jan Hendriks, bisschop-coadjutor van het bisdom Haarlem-Amsterdam en referent voor het onderwijs, verzorgde de aftrap. Na een historisch overzicht over de opvattingen over onderwijsvrijheid van de Rooms-katholieke Kerk ontvouwde hij de katholieke opvattingen over burgerschapsvorming. De Kerk heeft onderwijsvrijheid hoog in het vaandel en verzet zich tegen elke vorm van staatspedagogiek. In een pluriforme maatschappij waarin mensen vreedzaam willen samenleven moet er een openheid bestaan om vanuit de eigen achtergrond waarden aan de orde te stellen.
In dit kader heeft katholiek onderwijs een plaats. Een katholieke school zal altijd leerlingen verwelkomen met allerlei achtergronden. Voor de katholieke Kerk is het hoofddoel van burgerschapsvorming dat iedere burger actief betrokken kan zijn in het opbouwen van een broederlijk humanisme. Hieraan kan een katholieke school die werk maakt van haar identiteit een belangrijke bijdrage leveren maar dat laatste is niet de taak van een burgerlijke overheid. De staat moet geen opvoeder in normen en waarden worden.
Voor bisschop Hendriks hoeft burgerschapsvorming geen apart vak te vormen maar komt het in alle vakken aan de orde. Het uit zich in anti-pestprogramma’s, maar ook in zorg voor kinderen uit arme gezinnen en aandacht voor zwakken, vluchtelingen en mensen in ontwikkelingslanden en een bewuste aandacht voor de persoon van de leerlingen en hun achtergrond.
Burgerschapsvorming en wettelijke eisen
Prof. dr. Anne Bert Dijkstra, coördinerend onderwijsinspecteur sociale kwaliteit en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, stond stil bij de stand van zaken in de burgerschapsvorming in het onderwijs en de wettelijke eisen die de Nederlandse overheid stelt. Hij stelde vast dat burgerschapsvorming moeilijk op gang komt. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt het belang van deze vorming.
De maatschappelijke oriëntatie wordt voor een belangrijk deel bepaald op de middelbare school. De Nederlandse wetgeving vraagt van scholen dat ze hun leerlingen toerusten om samen te leven in een plurale maatschappij. De wetgever laat scholen vrij deze opdracht in te vullen. Er bestaan basiswaarden die noodzakelijk zijn voor het functioneren van een democratische rechtstaat zoals de erkenning dat alle mensen gelijk zijn en het kunnen omgaan met diversiteit.
Vroeger bestond er een consensus over deze basiswaarden. Momenteel is er een grotere levensbeschouwelijke diversiteit en is het niet zeker dat deze basiswaarden door allen worden gedeeld. Daardoor heeft de samenleving grotere verwachtingen van het onderwijs en stelt de overheid zich actiever dan vroeger op en eist zij dat scholen ook bijdragen aan de maatschappelijke socialisatie.
Praktijkvoorbeelden in PO en VO
Na deze theoretische uiteenzettingen gaven drs. Lea Gulikers, docente Frans aan het Eindhovense Eckartcollege en drs. Peter Burgers, docent geschiedenis aan Gymnasium Beekvliet, praktijkvoorbeelden uit het middelbaar onderwijs terwijl de studentes Sonja Bakker, Jolien Go en Dagmar Fischer van de academische PABO in Leiden lieten zien hoe burgerschapsvorming in het primair onderwijs gestalte krijgt.
Lea Gulikers en Peter Burgers presenteerden de burgerschapsestafette waar binnen bestaande vakken morele dilemma´s aan de orde worden gesteld. Zij illustreerden dit aan de hand van enkele voorbeelden. Zo leren de leerlingen bij het vak Nederlands onbevooroordeeld de meningen van hun opponenten samen te vatten.
De studentes van de academische PABO lieten zien hoe grote maatschappelijke vraagstukken als de klimaatverandering vertaald werden naar concrete activiteiten zodat de leerlingen in staat zijn een concrete bijdrage aan een betere leefwereld te leveren.
Burgerschapsvorming in het Vlaamse katholiek onderwijs
Prof. dr. Lieven Boeve, hoogleraar aan de KU Leuven en directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, zette uiteen hoe burgerschapsvorming gestalte krijgt in het Vlaamse katholieke onderwijs. Ook in Vlaanderen zijn er volop ontwikkelingen rond het katholiek onderwijs en het godsdienstonderwijs. Het katholiek onderwijsnet stelt zich de vraag hoe sturend de overheid mag zijn.
Sinds 1 september 2019 heeft de overheid nieuwe eindtermen voor het secundair (voortgezet, HdJ) onderwijs geformuleerd. Burgerschap behoort tot de sleutelcompetenties. In dat kader bestaat het plan om het aantal uren godsdienst te reduceren en de burgerschapsvorming onder te brengen in een van de vrijgekomen uren. Het katholiek onderwijsnet heeft hierop gereageerd dat het godsdienstonderwijs cruciaal is bij het realiseren van deze eindtermen. Onderwijs is nooit neutraal. In Vlaanderen bezit het katholiek onderwijs een belangrijk marktaandeel. Zestig procent van het lager onderwijs is katholiek en tweeënzeventig procent van het middelbaar onderwijs.
Het Vlaamse katholiek onderwijs heeft gekozen voor het concept van de katholieke dialoogschool. Deze school stelt zich principieel open voor iedereen. Ze verwelkomt niet-katholieken gastvrij. Ze gaat uit van een relationeel mensbeeld volgens welk je mens wordt in relatie met de ander. Dit mensbeeld is geworteld in het scheppingsgeloof. De katholieke dialoogschool is niet vrijblijvend. Ze vraagt van haar medewerkers een concreet engagement met dit onderwijsconcept.
Binnen deze school heeft burgerschapsvorming een plaats. Dit gebeurt in alle vakken en gaat verder dan het formeel leren van rechten en plichten. Een katholieke dialoogschool werkt door middel van maatschappelijke stages aan de maatschappelijke betrokkenheid van leerlingen. Zij komen in contact met armen en vluchtelingen en leren te reflecteren op de achtergrond van deze vraagstukken. Volgens Boeve is de katholieke school, door haar waarden en rijke religieuze traditie bij uitstek geschikt om gestalte te geven aan burgerschapsvorming.
Verslag met dank aan: Hans de Jong